De Hartsutra
juni 15, 2020
Naar de andere oever gegaan
juni 29, 2020
Laat alles zien

Dat wat oprijst

Het is een drukke, volkse wijk in een grote stad. Allerlei nationaliteiten, etnische groepen zijn er te vinden. Wat de gemeenschappelijke factor is bij al die diversiteit is de relatieve armoede en de wil om te overleven in een soms weerbarstige en uitsluitende omgeving. Er is veel criminaliteit, veel onrust op straat en de politie doet van alles om excessen aan te pakken. Het waken en surveilleren is soms succesvol maar vaak slaat de machteloosheid toe en lijkt er geen einde aan te komen. Die machteloosheid is ook wat iedereen met elkaar deelt: jager en prooi, slachtoffer en dader, helper en hulpeloze, je doet je ding maar echt helpen doet het niet.

Voordat je het weet heb je in de discussie over deze situatie veel emotie met allerlei politieke en maatschappelijke verontwaardiging. Het is alsof we kijken naar een werkelijkheid die een bepaalde objectieve realiteit is en daarmee feitelijk is. Over de feiten ontstaat dan weer grote meningsverschillen die de betrokkenen scheiden en tegenover elkaar plaatsen. Groepen ontstaan.

Het groepsgebeuren levert een lidmaatschap op waarmee je jouw eigenheid en uniciteit inlevert om  je aan te sluiten bij een collectieve opinie, mening en raamwerk van denken over hoe die werkelijkheid beschreven kan en moet worden. Dit raamwerk van gedachten, aannames en vooroordelen, haakt aan bij de individuele geschiedenissen van de leden van de groep. Ergens in onze biografie is er een eigen emotionele bedding waar het groepsdenken op kan rusten.

De Boeddha gaf 2600 jaar geleden een uitleg hoe dit fenomeen – een samenleving in beroering –  oprijst, hoe de zintuigen daarbij gebruikt worden. Let wel, het denken wordt door de Boeddha ook als een zintuig beschouwd. Er zijn dus zes voertuigen die zich richten op objecten. Daar waar een zintuig gehinderd wordt in zijn vrije loop, ontstaat een vorm (1e fase). Elk zintuig heeft zijn eigen vorm: beeld, geluid, smaak, geur, tactiel gevoel en een gedachte.

De vormen krijgen een sensatie (2e fase) die je in drie aspecten kan verdelen: plezierig en fijn, neutraal en pijnlijk en vervelend. De sensatie geeft een hunkering: meer of minder van de indruk en de sensatie willen hebben.

Het waarnemen gaat alsmaar door en er ontstaan associaties en herinneringen (3e fase). We vergelijken en  herkennen vormen en de daarbij horende sensaties. Er ontstaat een concept, een idee van een vorm, een rijker gevuld beeld, geluid, smaak, geur, aanraking of gedachte. Er ontstaat daarmee een gehechtheid of afkeer aan die indruk.

Door de gehechtheid ontstaat een wil, een intentie om te ‘krijgen’ dan wel te ‘vermijden’ (4e fase). Een willend mens ontstaat en mentale constructies worden gevormd: een samenstel van vormen en sensaties die vanwege de gehechtheid een snelle route worden in ‘pakken of wegduwen’. In deze fase ontstaat een toekomstig gevolg op je intentie; een complex geheel van karma ontwikkelt zich.

Het hele proces van de eerdere vier fases leidt tot een bewustzijn (5e fase). Het is dus een gevolg van de vier eerdere processen in onze waarneming. Het geheugen en het overheersende verlangen naar continuïteit doet een IK ontstaan, een zelf.  Het bewustzijn gaat voort in handelen. We gaan dingen doen of laten ze na, gebaseerd op eerdere vormen, sensaties, concepten en ideeën.

De discussie over die stad, met al haar problemen van uitsluiting, discriminatie, etnisch profileren, en economische en maatschappelijke uitzichtloosheid, is daarom zo moeilijk te voeren omdat wij er een werkelijkheid aan geven die buiten ons ligt. Dualiteit ontstaat en daarmee collectieve beelden over wat juist en onjuist is. Moreel handelen begint bij doorzien dat jouw waarheid een zeer persoonlijk construct is van een levensgeschiedenis. Mededogen staat centraal in dat moreel handelen, voor jezelf en de ander en is een opgave in medemenselijkheid en niet alleen voor de eigen groep. Liefde vinden is heel veel doorzien en loslaten.

Namasté,

Sjaak Ruivenkamp

Comments are closed.