De vorige keer hebben we het gehad over risicovol en intens leven waardoor je in de daad, datgene wat je doet, je bezieling uitdrukt. Op dat moment gaat dat vanzelf en ben je niet aan het denken maar ben je één met wat je doet. Je hebt je gedachten losgelaten over hoe het zou horen, wat kan en wat niet kan en je bent alleen maar in actie. Of dat nu motorrijden is over een bergkam in de Himalaya, een meubelstuk maken, eten koken, je bent totaal in de activiteit.
Het is in de stilte, het mijmerende, in het even niet iets doen, noem het lummelen, dat wij een ontvankelijkheid creëren zonder daarnaar op zoek te zijn. Binnen die ontvankelijkheid kan de ziel, bron van alles wat vorm heeft gekregen, als een diep innerlijk weten zich manifesteren. Je raakt bevlogen en bezield. Je doorziet waar het over gaat, kan het haast niet in woorden vangen maar van binnen weet je het.
De Tau-te-tjing (vers 1) drukt dat gegeven heel mooi uit:
Het Tau dat zich laat zeggen, is niet het eeuwig Tau. De naam die zich laat noemen, is niet de eeuwige naam. Naamloos is het de aanvang van hemel en van aarde. Genoemd is het de moeder van de honderdduizend dingen. Immer begeerteloos kan men het geheim ontwaren. Immer begeertevol neemt men verschijnselen waar. Beide qua oorsprong gelijk, doch verschillend van naam: dit daagt als een duister. Een duister in duisternis, de poort tot alle geheimen.
De bron van de ziel, Tau, laat zich niet vangen in woorden. Het is als een duister in duisternis. De Poortloze poort wordt het ook genoemd binnen de zen koan studie. Om bezield te kunnen werken, leven, actief te zijn, zou je ruimte mogen nemen voor verstilling, niet iets doen, opgaan in de stille ervaring van het moment. De wind voelen op je wangen, je adem volgen met een zachte en milde aandacht.
In die lege ruimte kan iets geboren worden, kan een helder weten oprijzen en je aanraken, aansteken en bezield maken. Kern van dit lege midden is dat je jezelf traint om stil te vallen, je gedachten te laten voor wat ze zijn – witte wolken die komen en gaan – je te onthechten van je harde waarheden over hoe de gang van de dingen dient te verlopen. Je vertraagt, ontmoet je onrust, leert ernaar kijken met een milde blik en langzaam kan de geest tot rust komen. Niet als doel maar als een gevolg, Een rustige geest om ruimte te geven aan het lege midden.
Een oud verhaal gaat over dit werken en bezieling, een proces waardoor je anders gaat kijken, een andere betekenisgeving ervaart:
In een groeve hakken drie mannen steenblokken uit, voor de bouw van de nabij gelegen kerktoren. Als gevraagd wordt wat ze aan het doen zijn, antwoordt de eerste arbeider verveeld: “O, dat zie je toch? Ik maak steenblokken vlak en verplaats ze.” De tweede arbeider veegt het stof van zijn gezicht en zegt: “Ik ben steenhouwer en ik werk hier om mijn gezin te eten te kunnen geven. ”De derde man, die precies hetzelfde werk doet, kijkt vrolijk op en antwoordt: ”Ik bouw mee aan een machtige kathedraal.”.
Deze tijd van crisis op vele vlakken vraagt om creatie – geen doorontwikkeling maar radicale innovatie. Dan is die stille naar binnen gerichte houding – zazen – ook het werken aan een betere wereld.
Namasté,
Sjaak Ruivenkamp