Het verhaal gaat dat een rijk man in de stad liep en ergens in een portiek een andere man van eind dertig aantrof. De man lag op karton en had een doffe blik in de ogen; hij was duidelijk aan lagerwal geraakt en in een slechte fysieke conditie.
De rijke man had zojuist goede zaken gedaan bij een juwelier; hij had een aantal prachtige stenen op de kop weten te tikken. Het was een appeltje voor de dorst voor later, zou alleen maar in waarde stijgen en nu had hij de waarde van de stenen niet nodig.
Toe hij de desolate man zo zag liggen ging zijn hart open en vol compassie bleef hij staan. Ook hij had in het verre verleden heftige tijden meegemaakt en hij besloot – vanuit zijn compassie – nu eens niet door te lopen maar een handreiking te doen. Hij nam het zakje met diamanten en nam er een mooi steen uit. De inmiddels slapende man had een stevige winterjas aan en hij stopte de steen in een klein zakje in de kraag van de jas. De steen was voldoende om de man een hernieuwde start te laten maken en iets wezenlijks te gaan ondernemen in zijn leven.
Jaren gingen voorbij en weer liep de rijke man door de stad en wederom kwam hij de zwerver tegen; hij herkende de man onmiddellijk aan de winterjas. De toestand van de zwerver was inmiddels nog erbarmelijker geworden. Verbaasd bleef de weldoener staan sprak de man aan: ”Hoe kan het dat jij nog steeds zo in desolate toestand op straat ligt? Waarom heb je het juweel die ik je jaren geleden gaf niet te gelde gemaakt zodat je daarmee je essentie vorm had kunnen geven?”
De zwerver kreeg een verdwaasde blik in zijn ogen en gaf aan dat hij nooit een juweel van wie dan ook had gekregen. Nee, zei de man, ik heb dat in de kraag van je jas gestopt toen je laveloos op straat lag, jaren geleden. Hij greep de kraag van de jas en haalde het juweel uit de jas en liet het de zwerver zien. De man was met stomheid geslagen en realiseerde zich dat hij jarenlang een juweel bij zich had gedragen die een einde had kunnen maken aan zijn ellendig bestaan.
Wat is het kostbaarste juweel in de wereld? Waar moeten we beginnen, als we het kostbare juweel in ons leven willen vinden? Waar gaan we ernaar zoeken?
De boeddha ontdekte dat dit leven zoals het is, Dharma – de leer – is, de manifestatie van boeddhageest. We zullen in onze eigen geest moeten kijken. Allereerst moeten we de geest vinden waar de boeddha het over had; de enige manier om deze geest te ontdekken is door je eigen licht naar binnen te richten. Niemand kan je vertellen hoe je dat moet doen. Je moet het leren door het zelf te doen. Je moet de diamant zelf zien.
Namasté,
Sjaak Ruivenkamp