Vandaag een aantal teksten van Dogen. De beoefening van zazen is verlichting, aldus Dogen, grondlegger van de Soto school. De expressie van het onbeweeglijk stilzittende lichaam is de expressie van verlichting. Boeddhistisch gezien is het lichaam een steeds veranderende samenstelling van vijf skandha’s: materie – gewaarwording – wilsformaties – waarneming – onderscheid makend bewustzijn. Dit lichaam is een microkosmos, niet verschillend van de macrokosmos, waarin de vijf te onderscheiden ‘dragers’ met elkaar een steeds nieuwe constellatie vormen, zonder vastliggende identiteiten. Het beweegt en stroomt.
Er is echter ook sprake van een ik-mij-mijn complex. Dit op ervaring gebaseerde ego stelt grenzen en werkt met tegenstellingen. Het onderscheid dit lichaam van andere lichamen en schept verschillen: lichaam en geest, binnen en buiten, subject en object. Het legt dingen vast. Daarmee heeft het een nuttige functie, want het biedt in onze alledaagse situatie overlevingskansen. Maar het is niet thuis in het ongrijpbare, onbeheersbare terrein van ontstaan en vergaan. Het ego vindt geen houvast en dekt dit proces met alledaagse gedachten en handelingen toe.
Waar ik het meest intiem mee zou moeten zijn, want ontstaan en vergaan zijn de meest fundamentele levensfeiten, daar weet het ‘ik’ me juist van af te houden. Deze intimiteit met vergankelijkheid wordt bereikt in het stil en onbeweeglijk zittende lichaam, waar ontstaan en vergaan hun vrije loop krijgen. De inspanning van zazen beoefening creëert een specifieke vorm van concentratie, de samadhi van oceanische reflectie genoemd. Daar verdwijnen de alledaagse dualiteiten om eenvoudigweg ruim baan te maken. De geest wordt aan het vasten gezet.
Dit verzinken in het lichaam is mentaal een stap achterwaarts zetten. Mijn normale blik richt zich uit gewoonte naar buiten, naar de dingen, ook naar het lichaam als een ding. In zazen wordt de blik naar binnen gericht. Ik neem afstand van mijn betrokkenheid op de wereld, niet van de wereld op zich. Dat betekent afscheid nemen van het ik-mij-mijn complex, de sprong van de duikplank. De blik richt zich naar binnen. Daarmee worden alle vermogens – zintuigen, geheugen, wil en intellect – tot rust gebracht. Ze functioneren nog slechts passief, ontvankelijk voor wat er langskomt.
Door deze stap achterwaarts word ik passief ten aanzien van de verschijnselen. Ik beweeg me niet zoals gewoonlijk naar hen toe, maar zij krijgen de kans zich ongehinderd naar mij toe te bewegen. Wanneer dit proces van de achterwaartse stap zetten geleerd wordt, niet via het intellect maar via het onbeweeglijk stil zitten, zullen lichaam en geest op natuurlijke wijze wegvallen en zal het oorspronkelijke gelaat zich presenteren.
Zazen is een zitten in ‘zuivere aanwezigheid van de dingen zoals ze zijn’. Geluiden worden simpelweg gehoord en gedachten vinden simpelweg plaats en dan verdwijnen ze weer op natuurlijke wijze, zoals het in en uitademen. Ze laten geen rest na. De geest is slechts ontvankelijk en zit zonder streven naar wat dan ook. Het gehoororgaan hoort en beantwoordt dus de prikkel van buiten, zonder verder met functioneren te worden belast. Door de stap achterwaarts is de mentale functie van horen stilgelegd. De gewone intentionaliteit van horen vervalt. Er is slechts horen.
En zo worden alle zintuiglijke organen van door het op ervaring gestuurde ego omgevormd tot ontvankelijke receptoren van ‘wat is’. (Tekst uit: De gouden karper is uit het net van Nico Tydeman).