In deze tijd wordt m.b.t. leiderschap veel aandacht gevraagd voor empathie; een leider moet oog en oor hebben voor de belangen van haar/zijn mensen. Wat is empathie eigenlijk? Matthieu Ricard heeft een enorme studie gedaan naar het begrip altruïsme; in zijn gelijknamige boek beschrijft hij het begrip empathie als volgt: “Het is het vermogen om affectief te resoneren met de gevoelens van anderen en zich bewust te worden van hun situatie.”
Geraakt worden door het lijden van de ander, zelf pijn voelen omdat die ander lijdt, blij zijn als die ander blij is en bedroefd zijn als die ander verdriet heeft. Deze vorm van empathie wordt vaak gevoeld binnen de meest eigen intieme kring. Het is het emotioneel mee resoneren met de ander. Het is de vorm van empathie die door onze spiegelneuronen wordt geactiveerd. Bij baby’s merk je dat al: huilt er 1 in een kamer vol baby’s, gaan de anderen mee huilen. Emotioneel level je met de ander. In de zorg wordt dit als een basis competentie gezien. Meevoelen met het lijden van de ander.
Als deze emotionele resonantie geen ontwikkeling door gaat maken, raak je al gauw uitgeput als je werkt in een context van lijden en machteloosheid. Wat helpt is om iets te gaan uitzoomen en te proberen de waarneming te richten om de onmiddellijke of duurzame, oppervlakkige of diepgaande oorzaken van het lijden van anderen te gaan (in)zien. Deze vorm van empathie vraagt een zekere ontwikkeling in het onderscheidingsvermogen en veel wijsheid. Het is namelijk niet de bedoeling om ondoordacht toe te geven aan alle wensen en grillen van anderen.
Dit onderscheidingsvermogen richt zich in het Boeddhisme op de diepere oorzaken van het lijden en niet zo zeer op ziekte, oorlog, hongersnood, onrecht of het verlies van een dierbare. Bij die omstandigheden is het lijden evident en staat een ieder voor ogen. De Boeddha had het in zijn leringen vooral over de latente oorzaken van lijden die een chronisch lijden voortbrengen. Een groot deel van ons lijden is geworteld in haat, hebzucht, egocentrisme, hoogmoed en jaloezie, zogenaamde ‘mentale vergiften’ genoemd. Onwetendheid – het ontbreken van het inzicht hierin – is volgens het Boeddhisme hiervan de oorzaak. Het is een vertekende visie op de werkelijkheid en een onbegrip voor de belangrijke oorzaken van het lijden.
De compassie gaat uit van een altruïstische liefde om het lijden van anderen te helpen verlichten. Compassie leidt allerminst tot ontreddering en ontmoediging, maar versterkt juist onze geestkracht, ons innerlijk evenwicht, onze moed en onze liefdevolle vastbeslotenheid om mensen die lijden te helpen. Compassie voor een misdadiger houdt in dat we wensen dat hij zich bewust wordt van zijn abnormale gedrag en ermee ophoudt zijn medemensen kwaad te doen. Deze reactie gaat in tegen het verlangen zich te wreken, de ander te straffen en hem ook te doen laten lijden. Het is geen teken van zwakte maar van wijsheid. Compassie sluit niet uit dat we doen wat we kunnen om de ander te verhinderen opnieuw kwaad te doen.
De duale wereld waarin wij leven – noem het de relatieve wereld van begrippen, opvattingen en ideeën of noem het Small Mind – is kijken door het eigen rietje. Jouw kader waarmee je de werkelijkheid betekenis geeft. Zen is het doorzien van die illusies en je openstellen voor meer en het onthechten van de ankers van je denken. De absolute ervaring geeft een totaal andere blik op de werkelijkheid. Zodra je er een naam aan geeft zit je ernaast. Compassie heeft de wijsheid en onderscheidingsvermogen nodig om vanuit liefde te doorzien wat werkelijk speelt en wat nodig is om het lijden te doen stoppen.