Shunryu Suzuki leefde van 1904 tot 1971. Hij was een Japanse zenmeester die de Soto zen naar Amerika bracht en het eerste zen klooster in San Francisco stichtte. Shunryu heeft op het ‘Westen’ grote impact gehad. Hij heeft in een turbulente tijd van verandering, zelfontplooiing en emancipatie, de verstilling van zen gebracht en functioneerde in die tijd voor de eerste volgelingen als een baken in een tijd van mist. Zijn simpele en nuchtere kijk op zen is nog steeds uitermate inspirerend en voor velen een fundament in de beoefening. De komende tijd gaan we kennis maken met zijn benadering van het leven en hoe zen daar een plek in kan krijgen.
Als we zazen beoefenen, volgt onze geest altijd onze ademhaling. Wanneer we inademen, stroomt de lucht onze binnenwereld in. Als we uitademen, keert de lucht terug naar de buitenwereld. De binnenwereld is grenzeloos, en ook de buitenwereld is grenzeloos. We spreken van binnenwereld en buitenwereld, maar in feite is er maar één wereld.
In deze grenzeloze wereld werkt onze keel als een klapdeur. De lucht komt naar binnen en gaat naar buiten zoals iemand een klapdeur doorgaat. Als je denkt: Ik adem, is dat ‘ik’ overbodig. Je hoeft geen ‘ik’ te zeggen. Wat wij ‘ik’ noemen is niets anders dan een klapdeur die beweegt als wij in,- en uitademen. Hij beweegt alleen maar, niets ander. Als je geest rustig en zuiver genoeg is om deze beweging te volgen, bestaat er niets: geen ik, geen wereld, geen geest en geen lichaam – alleen maar de klapdeur.
Als we zazen beoefenen, bestaat er alleen de beweging van de adem en zijn wij ons bewust van die beweging. Je moet niet afwezig zijn. Toch wil je bewust zijn van die beweging niet zeggen dat je je bewust bent van je kleine ik. Je bent je juist bewust van je universele natuur, van je boeddhanatuur. Dit bewustzijn is heel belangrijk, omdat we meestal zo eenzijdig zijn. Meestal is onze kijk op het leven dualistisch: jij en ik, dit en dat, goed en slecht.
Maar in feite zijn beide het universele bestaan. ‘Jij’ betekent dat je je bewust bent van universum in de vorm van jou en ‘ik’ betekent dat je je er bewust van bent in de vorm van ik. ‘Jij en ik’ zijn niets anders dan klapdeuren.
Als je zazen beoefent, is er geen idee van tijd of plaats. Je kunt zeggen: ‘Om kwart voor zes gingen we in deze kamer zitten.’ Dan heb je een notie van tijd en een notie van plaats. Maar wat je eigenlijk doet, is alleen maar zitten en je bewust zijn van de activiteit van het universum. Dat is alles. Op het ene moment staat de klapdeur open naar de ene kant, het volgende moment naar de andere kant. Wij doen dit allemaal elk moment opnieuw. Er is geen notie van tijd of ruimte. Tijd en ruimte zijn één.
Als je deze manier van ervaring, deze manier van zijn kent, bezit je absolute onafhankelijkheid en zal niets je hinderen. Wanneer je zazen beoefent, moet je geest dus geconcentreerd zijn op je ademhaling. Dit soort van activiteit is de fundamentele activiteit van het universele bestaan. Zonder dezer ervaring, zonder deze oefening, is het onmogelijk om volkomen vrij te zijn.
De Hartsutra nodigt ons iedere keer weer uit om vanuit deze zijnstoestand de werkelijkheid te omvatten.