Het was de filosoof Emmanuel Levinas die zei: “Ik ben pas vrij in het gelaat van de Ander. Het ontwijken van de blik van de medemens, is het begin van alle geweld.” Het ontmoeten van de ander begint bij het werkelijk zien van de ander; elkaar in de ogen kijken en je gewaar worden wat de innerlijke beweging dan is. Het subtiele gevoel wat kan ontstaan terwijl je in de ogen van de ander kijkt, geeft je een korte impressie van al je denken en onderliggende emoties. We kijken met een mening, een oordeel, een verlangen maar zien we de ander dan ook oprecht?
Marina Abramowic is een performance artist en zij verleidt het publiek om tegenover haar te gaan zitten, één voor één. De toeschouwer verlaat zijn positie en wordt deelnemer door tegenover haar te gaan zitten; twee stoelen tegenover elkaar met een halve meter ertussen. Zij zegt niets en de ander ook niet. Twee volkomen onbekenden voor elkaar. Dan gaat haar blik omhoog en kijkt ze de ander aan met een open en intense blik. Je ziet dat er tussen haar en de ander iets gebeurt; je voelt de kwetsbaarheid en het contact verdiept zich. Ze zijn geen vreemden meer en spiegelen zich in elkaars ogen, ze worden één. Het spreekwoord ‘de schellen vallen van je ogen af’ is zichtbaar; naakt en onomwonden kijken ze elkaar aan.
Dat is volgens de filosoof Levinas een ontmoeting met de ander. Het voelt in het begin ongemakkelijk, je wilt wegkijken, nadenken, je een beeld vormen van de ander. Niet iets doen – wu wei – en alleen maar zijn in het zien van de ander, levert een intense ontmoeting op die voorbij gaat aan alles wat je meende in handen te hebben. Je zit daar tegenover elkaar en alles valt uit je handen, de tijd valt weg en je bent alleen maar aanwezig. Door zo in het contact met de ander te staan, kan die ander zijn of haar Boeddha natuur ontdekken.
Als een zwerver naar de markt,
met modder en stof overdekt,
stralende ogen, brede lach.
Er is geen behoefte aan wonderen
en de magische krachten van de goden.
Een ontbladerde boom die hij aanraakt
staat terstond in volle bloei.
In laatste instantie is zen een absolute vorm van aanwezigheid. Waar men is daar toont men zijn Boeddha-natuur. Het vergeten van jezelf, van de buitenwereld, van de geestelijke intenties en idealen, maakt dat zen een absolute gerichtheid op de ander is. Je begint bij je zelf maar daar eindig je niet, zo schrijft Nico Tydeman in zijn boek het temmen van de os. Het vraagt moed en ontvankelijkheid om zo met lege handen de ander tegemoet te treden. De wereld van de tienduizend dingen is jouw markt, jouw wereld. Niemand stapt zomaar schoon en ongeschonden de markt op; een ieder draagt zo zijn modder en stof mee van die plaatsen waar hij of zij al eerder is geweest. Stralende ogen kan je niet opzetten, je kan niet doen alsof, want je ogen zijn in die zin ook werkelijk de spiegel van je ziel, dat wat zich van binnen afspeelt kijkt naar buiten.
Soms is een ontmoeting met de ander pijnlijk; je ziet de ander in al zijn lijden en ontreddering. Je kijkt dan naar een ontbladerde boom en jouw blik kan de boom – de ander – in volle bloei zetten. Dan is er geen ander dan ben je één.